INLEIDING
Een gezamenlijke reflectie van leerkrachten en directie over de onderwijshervorming van de tweede graad heeft met de onlinevergadering van 8 februari 2021 en het samenbrengen en bespreken van alle bijdragen tot een voorlopig slotakkoord geleid. ‘Slotakkoord’ omdat we tijdig tot afgelijnde lessentabellen wilden komen; ‘voorlopig’ omdat de reflectie over onze vakken én hun onderlinge relatie nooit ophoudt en via cyclische evaluaties ook tot bijsturingen kan leiden. Dat laatste is trouwens het vertrekpunt van elke onderwijshervorming.
De directie dankt van harte alle leerkrachten en in het bijzonder de vakverantwoordelijken van de tweede graad en de leden van de studiegroep voor hun kritische bijdragen. Het is immers pas dankzij de ontstane wisselwerking tussen leerkrachten en directie dat de uiteindelijke lessentabellen breed gedragen en de visie erop beter begrepen kan worden.
Er is terecht opgemerkt dat deze hervorming een kans biedt om onze visie op onderwijs gestalte te geven en dat ze dus onze identiteit als jezuïetencollege zichtbaar moet maken. In deze inleiding refereren we dan ook eerst aan twee langere passages uit ons pedagogisch project en citeren we vervolgens een passage uit de recente visietekst die als inleiding fungeert voor het onderwijskwaliteitskader van onze school. De titel van deze tekst luidt ‘Een visie op..’. Het is immers belangrijk om te beseffen dat vanuit eenzelfde traditie ook andere visies legitiem zouden zijn en dat niemand van ons een alleenrecht op dé visie kan claimen.
Vooreerst de twee passages uit ons pedagogisch project die mee hebben bijgedragen tot onze visie op de huidige onderwijshervorming.
Elk aspect van ons leven – relatie en ontmoeting, werk en ontspanning, politiek en economie, natuur en cultuur – kan een ontmoetingsplaats zijn met God. Voor de pedagogie betekent dit dat elk vak, elk onderwerp – en dus niet alleen de levensbeschouwelijke vakken en onderwerpen – een vindplaats van God kan zijn. In de loop van de eeuwen zijn vele jezuïeten wiskundigen, natuurkundigen, astronomen, biologen, architecten, musicologen… geworden. Van de jezuïet-paleontoloog Teilhard de Chardin is de uitspraak bekend dat wetenschap niet ver afstaat van aanbidding. Elk vak draagt in zich de mogelijkheid om de mens te verheffen. Op die manier een vak geven, maakt het nog boeiender. Elk vak dat inzicht bijbrengt, biedt ook uitzicht. De manier waarop we een onderwerp benaderen – een tekst lezen of een onderzoek doen – is inderdaad gekleurd: door onze ideeën en opvattingen, door ons wereldbeeld. Er is daarom altijd de opening naar het ethische en het levensbeschouwelijke. Het is goed in de klas aan deze diepere dimensie attent, bedachtzaam en eerlijk de noodzakelijke ruimte te geven.
Alles kan verwondering wekken en voedsel geven aan de hoop dat de wereld goed is of goed kan worden, dat wij zelf goed zijn en nog beter kunnen worden: de schoonheid en wijsheid in de literatuur, de wiskundige ordening van de wereld, de mogelijkheden van fysica, scheikunde en techniek, de onvoorstelbare dimensies van de kosmos, de bonte verscheidenheid aan cultuur en natuur dichtbij en veraf, het functioneren van onze zintuigen, verstand en gevoel, het voorbeeld van goede mensen in de geschiedenis en van pioniers van een rechtvaardiger economie, de artistieke zelfexpressie, de training van het lichaam en het samenspel bij sport…
Wie bovenstaande teksten nog eens rustig laat bezinken, kan tot het besef komen dat we als leerkrachten collega’s zijn met een gezamenlijk perspectief en dat we – van oudsher en vanuit een ignatiaans perspectief – fundamenteel gelijkwaardig én complementair zijn.
Onderstaand citaat uit de eerste visietekst van onze school vertolkt eenzelfde overtuiging:
” Vanuit haar christelijk-humanistische traditie gelooft de school in het belang van élk vak. Elk vak draagt in zich de mogelijkheid om op een specifieke manier naar de werkelijkheid te kijken en ze verder te ontdekken. Er kan zodoende geen hiërarchie tussen de vakken bestaan. De directie roept iedereen op om op dit gebied complementair te denken en te handelen. “
Het is vanuit deze grondinspiratie dat we – binnen het opgelegde kader van de onderwijshervorming – tot een aantal krijtlijnen zijn gekomen. De visie achter deze krijtlijnen wensen we nu verder te verduidelijken.
KRIJTLIJNEN VAN DE LESSENTABELLEN
Het kan hier niet de bedoeling zijn om elk vak vanuit bovenstaande visie te bespreken. Uiteindelijk zijn de verschillen met de huidige lessentabellen ook niet zo overdreven groot en blijft er sprake van continuïteit. We beperken ons dus tot een aantal beleidskeuzes die vanuit de grondvisie zijn voortgekomen.
HET VAK MEAV
Het ‘vak’ MEAV is een bundeling van leerdoelstellingen die de overheid belangrijk genoeg achtte om ze als basisdoelstellingen voor de hele tweede graad op te leggen. Enerzijds zijn er de doelstellingen die onze maatschappelijke en economische werkelijkheid belichten, anderzijds zijn er de doelstellingen over artistieke expressie én de reflectie erop. Van meet af aan is het de bedoeling geweest van de directie om het artistiek-esthetische een blijvende plaats te geven voor al onze leerlingen. We proberen immers de héle mens te vormen en een wereld zonder kunstexpressie is nu eenmaal kleurlozer en minder hoopvol dan een wereld waarin kunst niet als een bijzaak wordt beschouwd maar als een ultieme ‘verheffing’.
Dat is de reden waarom we – daar waar het aantal lesuren het toelaat – het vak MEAV opsplitsen en zodoende de artistieke expressie de kans willen bieden die het verdient. Het gaat dus om een uitdrukkelijke beleidskeuze vanuit een traditionele jezuïtische visie op humanistisch onderwijs. We hopen dit – o.m. via het vak esthetica – ook in de derde graad logischerwijze verder te concretiseren.
Vanuit eenzelfde brede visie vinden we het ook nuttig dat basisinzichten van de maatschappelijke en economische realiteit voor alle leerlingen toegankelijk gemaakt worden. Deze doelstellingen zouden we graag aan economisch sterk geschoolde leerkrachten toevertrouwen. Ook wensen we nog dit schooljaar na te gaan of de hoofdzorg van de jezuïetenorde en van onze huidige paus – met name de schrijnende nood van miljoenen vluchtelingen uit geweld en armoede – in het maatschappelijk luik van dit vak een specifieke plaats kan krijgen, bijvoorbeeld via het project CHANGE of via de Social Service Learning programma’s . Deze sociaal geëngageerde component – zonder dewelke jezuïetenonderwijs niet correct begrepen kan worden, zal dan o.m. een vervolg krijgen in het sociale project van het vijfde jaar. Samenwerking en overleg met andere vakken zoals het vak godsdienst in het vierde jaar dringen zich op en zullen sterk aangemoedigd worden.
Dit zijn dus een aantal redenen waarom we het vak daar waar het kon in twee delen gesplitst hebben en niet geprobeerd hebben om de doelstellingen her en der te verspreiden.
Eenzelfde visie heeft ook tot het vak ART geleid met een zesjarige cyclus in onze STEAM-richting en dat ook in deze onderwijshernieuwing overeind blijft.
DE VAKKEN AARDRIJKSKUNDE EN FILOSOFIE
Een visie op onderwijs drukt zich bij het opstellen van lessentabellen ook uit in ogenschijnlijk kleine verschuivingen of nieuwigheden die echter net het significant verschil kunnen maken.
Zo hebben we in de richtingen natuurwetenschappen én STEAM aan het vak aardrijkskunde tekens één extra lesuur toevertrouwd. Uiteraard heeft dit ook met het overvolle leerplan te maken – dat geldt echter voor zowat alle vakken -, doch vooral met de eigenheid van het vak en de sterke inhoudsverschuiving ervan.
Zo lezen we in de bijdrage van de collega’s aardrijkskunde : ‘Aardrijkskunde profileert zich heel sterk als een maatschappelijk, sociaal en economisch vak waarbij de interactie tussen mens en milieu steeds meer centraal komt te staan (die trend begon reeds in de nieuwe LP 1e graad). Duurzaamheid en klimaat vormen de basis van het leerplan.’
Anders dan het nu nog dwingende coronavirus – dat weldra hopelijk een meer bedwingbare plaats kan krijgen – zijn duurzaamheid en klimaat van een veel grotere orde met verstrekkendere gevolgen voor de hele aarde. Net omdat dit besef nog steeds onvoldoende doordringt, is een vakkundige reflectie erop binnen (!) het onderwijscurriculum van cruciaal belang. Het vak aardrijkskunde kan zodoende ook ruimte bieden voor de twee recentelijk ingediende Europese duurzaamheidsprojecten. Bovendien raakt het één van de meest uitdrukkelijke oproepen van ons opvoedingsproject:
“Vergiftigd water, verontreinigde lucht, ontbossing op grote schaal, opslag van atoom- en giftig afval zijn oorzaak van dood en onmetelijk lijden, met name voor de armen. Veel arme gemeenschappen zijn verjaagd en inheemse volken hebben er het meest van te lijden”. De wereldwijde verloedering of soms grofweg vernietiging van het milieu treft de mens in zijn relatie met de medemens en met God, zijn Schepper. De schepping is een kostbaar geschenk dat we zorgvuldig moeten koesteren en cultiveren. We hebben een enorme verantwoordelijkheid tegenover onze kinderen en latere generaties.
Een totaal nieuw vak op onze school wordt het vak filosofie. Het lijkt ons zinvol dat leerlingen met 17 graaduren wetenschappen ook leren reflecteren over die intense bezigheid. Een aantal doelstellingen van het leerplan filosofie zoals we dat o.m. kunnen nalezen in het leerplan filosofie in de richting Humane Wetenschappen bieden daar ruimschoots de ruimte voor. De filosofie is niet alleen de bakermat van wiskunde en wetenschap – deze disciplines bleven overigens tot diep in de 18e eeuw zeer nauw verstrengeld -; het biedt ook ruimte voor een historische en filosofische benadering van wetenschap in dienst van de mens en lijkt ons dan ook zeer zinvol en meer dan welkom. Ook de innovaties binnen de wetenschap – bijvoorbeeld artificiële intelligentie of biotechnologie – met hun ethische consequenties kunnen binnen een jaarplan van dit complementair uur zeker een boeiende plaats krijgen.
WISKUNDE, DUITS EN GEMEENSCHAPPELIJKE LEERPLANNEN
Een van de meest opvallende én meest omstreden kenmerken van de hele onderwijsvernieuwing ligt in de verplichting om 5 uur wiskunde aan te bieden in alle richtingen van het ASO met uitzondering van Moderne Talen en Humane Wetenschappen. Het zal dan ook heel belangrijk zijn om voor dit vak meer dan ooit leerplangericht en gedifferentieerd te werken en met de verschillende soorten doelstellingen grondig rekening te houden. We nodigen de collega’s dan ook uit om nu al te starten met de reflectie over deze nieuwe situatie met het oog op een concreet en evenwichtig actieplan.
We wijzen op de duidelijke beleidskeuze om het vak Duits in alle richtingen van de tweede graad te behouden en in de economische richting te versterken, een taal die zeker in Europa aan belang zal toenemen en waarvan de kennis een extra troef betekent, zoals zovele oud-leerlingen sindsdien beaamd hebben. Bovendien biedt het Duits niet alleen bijkomende beroepskansen maar is het een uitgesproken Fundgrube voor literatuur, cultuur én wetenschap.
Het vak informatica heeft met het gemeenschappelijk leerplan ICT aan belang toegenomen aangezien vanaf nu élke leerkracht en élk vak medeverantwoordelijk is voor de realisatie ervan. De directie wenst i.s.m. met de leerkrachten informatica en met de vakverantwoordelijken nog voor het einde van dit schooljaar tot heldere en dwingende afspraken te komen.
Eveneens voor het einde van dit schooljaar wil de directie het gemeenschappelijk funderend leerplan borgen door dit leerplan naast ons pedagogisch project en onze visietekst te leggen en het resultaat van deze denkoefening tijdens de personeelsvergadering van mei aan alle collega’s voor te leggen.
EEN TWEEDE GRAAD
Er is terecht op gewezen dat elke graad een waarde op zich is, wat evenzeer geldt voor elke richting en voor elk vak afzonderlijk, onafgezien van een mogelijke latere uitdieping. Toch is het evenzeer waar dat de tweede graad een goede voorbereiding kan en moet zijn op de derde graad. Dit lijkt ons eerlijk gezegd vanzelfsprekend. Deze twee eenvoudige inzichten moeten dus uiteraard samen gedacht worden.
Dit betekent dat we in de tweede graad al meer mogen profileren maar op een manier die voor de leerlingen nog veel opties mogelijk moet laten en hun nog voldoende tijd biedt om hun interesses en talenten te ontdekken met het oog op een meer uitgesproken studiekeuze op het einde van de tweede graad. In de lessentabellen hebben we dus waar mogelijk zorg besteed aan zowel profilering als aan realistische doorstroommogelijkheden.
DE RICHTING LATIJN
In de lessentabellen die nu voorliggen, valt vooral de continuïteit op t.o.v. de huidige situatie met een gelijk aantal uren Latijn, een gelijkblijvend aantal graaduren wetenschappen en een vermeerdering van één graaduur moderne talen. De reden hiervoor is dat deze richting op zich heel uitgebalanceerd is en bovendien een ideale basis is gebleken voor haast elke andere richting in de derde graad. Zo beschouwen we de bevestiging van het aantal uren wetenschappen als een minimale maar toch voldoende geachte basis voor een eventuele keuze voor een combinatie met een meer uitgesproken pakket wetenschappen in de derde graad, evenzeer als voor een combinatie met een sterker pakket moderne talen. In het besef dat de laatste jaren vanuit de richting Latijn 40% van onze leerlingen opteren voor een of ander zwaarder pakket wetenschappen lijkt ons deze keuze niet alleen gewettigd maar zelfs noodzakelijk voor deze traditioneel zo veelzijdige en aantrekkelijke richting.
DE RICHTING ECONOMISCHE WETENSCHAPPEN
Deze richting telt voortaan 10 graaduren wiskunde en 8 graaduren economie met daar bovenop nog 1 graaduur economische en maatschappelijke vorming. Hierdoor zal het profiel van deze richting gaandeweg evolueren en bijvoorbeeld voor sommige leerlingen ook de keuze voor Economie Wiskunde (6 of 8) mogelijk moeten maken. Door de versterking van het pakket moderne talen en door de twee graaduren Duits houden we uiteraard ook de optie voor een richting economie moderne talen in de derde graad wijd open.
DE RICHTING GRIEKS-LATIJN
Deze richting biedt de minste ruimte voor eigen accenten aangezien ze uit zichzelf al sterk geprofileerd is. In het besef dat het leerplan wiskunde nog ambitieuzer is dan voorheen, hebben we op duidelijk advies van de vakgroep wiskunde het aantal graaduren wiskunde naar 10 gebracht. Traditioneel biedt deze richting voor gemotiveerde leerlingen veel doorstromingsmogelijkheden; in de allereerste plaats de Latijn-Griekse zélf.
DE RICHTING MODERNE TALEN
Deze richting, waarvan we de goedkering nog afwachten, hebben we bij ontstentenis van klassieke talen en met een lichter pakket wiskunde, wél sterk geprofileerd zoals uit een totaal pakket van 29 graaduren moderne talen mag blijken. We maken er ook attent op dat we in deze richting een voor onze school nieuw vak tegenkomen: communicatiewetenschappen met drie graaduren.
Net zomin als in de richting Economische Wetenschappen hebben we hier het wetenschapspakket versterkt met als gevolg dat een doorstroming naar de richting Taal en Communicatie en Economie Moderne Talen ons meer voor de hand ligt. Omwille van deze laatste richting hebben we in het vierde jaar standaard twee complementaire uren economie toegevoegd. De tijd zou toch achter ons moeten liggen dat leerlingen zonder de minste economische scholing in staat geacht werden in de derde graad deze uitdagende richting aan te kunnen, meer nog daar zelfs vaak een advies voor kregen.
We hopen van harte dat leerlingen vanuit een grote interesse voor moderne talen voor deze richting zullen kiezen en we hebben de uitgesproken intentie om voor deze leerlingen een boeiende doorstroming te kunnen aanbieden hetzij in combinatie met economie, hetzij met een sterk cultureel, politiek en journalistiek profiel.
DE RICHTING NATUURWETENSCHAPPEN
Mede op grond van de nieuwe zwaardere leerplannen wetenschappen en in het besef dat reeds de huidige tijdsdruk demotiverend is voor leerlingen én leerkrachten hebben we het pakket wetenschappen in deze richting met drie graaduren versterkt (17 uur). Het opent ook mogelijkheden om een aantal doelstellingen van het gemeenschappelijk leerplan informatica te borgen én met eigen accenten nog ambitieuzer te maken (cf. o.a. rekenbladen, grafieken enz..). Het pakket moderne talen (12) is identiek aan het aantal moderne talen in de Latijnse richting waardoor ook een overgang naar de richting Moderne Talen Wetenschappen mogelijk moet zijn (alleen al om die reden is het behoud van het vak Duits in alle wetenschapsrichtingen van de tweede graad cruciaal).
De vraag naar meer onderwijs in programmeren – en naar analogie eveneens een ‘taal’ genoemd – reserveren we vooralsnog voor de zesjarige cyclus in de STEAM-richting al sluiten we niet uit dat dit bij verdere evaluatie een ander antwoord krijgt of alsnog in de derde graad een volwaardige plaats krijgt.
DE RICHTING NATUURWETENSCHAPPEN STEAM
Deze richting is gekenmerkt door de zesjarige cycli ART en toegepaste informatica maar evenzeer door een meer vakoverschrijdende en inductieve probleemoplossende benadering van de wetenschappen. De sterke intrinsieke motivatie die we bij vele van deze leerlingen mogen vaststellen, bevestigt ons in de overtuiging dat de keuze van onze school voor de verdere uitbouw van deze richting juist is gebleken, althans op voorwaarde dat we er in de concrete schoolorganisatie – zoals bijvoorbeeld in de lessenroosters – consequent rekening mee houden. Omwille van het sterke profiel van deze richting hebben we hier – net als in de Grieks Latijnse richting voor 33 lesuren per week geopteerd.
DE RICHTING HUMANE WETENSCHAPPEN
Omdat de goedkeuring van deze richting nog precair is, beperken we ons tot de opmerking dat we ook in deze richting consequent het vak MEAV opgesplitst hebben en één uur Duits in het programma opnemen. We beschouwen de oprichting van deze richting omwille van haar sociaal en cultureel cachet wel als het logische sluitstuk van onze hele tweede graad en zullen niet nalaten om desnoods jaarlijks op een goedkeuring aan te dringen tot we er uiteindelijk de vormgeving van mogen realiseren.
TOT SLOT
In de aanloop naar deze lessentabellen hebben we bij de leerkrachten en bij onszelf een overaccentuering opgemerkt van een sterk vakmatige benadering en afbakening. In een nog niet zo lang verleden wanneer eenzelfde leerkracht verschillende disciplines doceerde zou dit tot terechte verwondering hebben geleid. De professionalisering van ons onderwijs heeft grote voordelen, maar maskeert ook de innerlijke samenhang en de complementariteit van alle vakken. We houden dan ook een uitgesproken en vurig pleidooi om het humaniorakarakter van ons onderwijs onverkort te blijven nastreven en te behartigen, onze eigen invalshoek te relativeren en het grotere perspectief van meer mens worden voor ogen te blijven houden. Een sleutelrol is hierin weggelegd voor de leerkracht. Het is zij of hij van wie de verwerkelijking van dit humaniora-ideaal en de zinvolheid van deze onderwijshervorming uiteindelijk zal afhangen. Het is telkens de persoonlijkheid van de leerkracht die de identiteit van een school vormt en zodoende elke verandering van loutere lessentabellen overstijgt. Zo staat het ook in ons pedagogisch project:
De persoon van de leerkracht zelf is de hoofdacteur van een mogelijke pedagogie van de hoop. Zelfs “zonder erover te spreken, laat de leerkracht zijn mentale ruimte zien: angstig of vertrouwensvol, gesloten of open, geëngageerd of cynisch, teleurgesteld of hoopvol”. Om gids van leerlingen te kunnen zijn en met hen in een hoopvol perspectief de wereld te kunnen bestuderen, kan de leerkracht niet beter doen dan steeds opnieuw de hoop in zichzelf te voeden. Dat leerkrachten een voorbeeldfunctie hebben, is altijd een sterke intuïtie geweest in de ignatiaanse pedagogie.
We besluiten dan ook met een grote dank aan élke leerkracht van ons college en met een woord van grote waardering en aanmoediging!
De directie van het Sint-Barbaracollege
11 februari 2021