Beweging 3: Magis
Het ignatiaanse ‘magis’ (‘meer’) beoogt groei in liefde en dienstbaarheid (3.1).
Om die groei te realiseren worden leerlingen aangemoedigd al hun talenten, al hun mogelijkheden te ontwikkelen (3.2).
Een dergelijke houding vraagt een ‘groot en vrijgevig hart’ (3.3).
We willen daarbij valkuilen als na-ijver en elitarisme vermijden (3.4),
en een grotere dienst aan God en de naaste nastreven (3.5).
3.1 Groeien in liefde en dienstbaarheid
Ons onderwijs heeft als doelstelling leerlingen te laten groeien. Op school ontdekken leerlingen wie ze zijn, wat ze kunnen en waar ze staan in het leven. Ze verleggen grenzen op vele vlakken. In de ignatiaanse traditie wordt dit verbonden met het Latijnse woord ‘magis’ of ‘meer’.‘Meer’ is een comparatief, zoals we er wel vaker lezen bij Ignatius: “diepere kennis”, “tot meerdere eer en glorie van God”, “grotere genegenheid”. Met die comparatieven benadrukt hij een dynamiek. De mens is voortdurend in ontwikkeling. Voor Ignatius is het echter ook belangrijk om te onderscheiden waar die groei naartoe gaat. Echte groei vraagt om een zinvol perspectief. Dat vindt Ignatius in de figuur van Jezus Christus. In de Geestelijke Oefeningen vraagt Ignatius te bidden “om innerlijke kennis van de Heer, die voor mij mens is geworden, om Hem meer- lief te hebben en te volgen”. Hier wordt het begrip ‘magis’ gebruikt in een context van het zoeken naar een grotere gerichtheid op God en de naaste. ‘Magis’ weerspiegelt de uitnodiging van het evangelie om tegelijk te groeien in liefde voor God én in liefde voor andere mensen.
3.2 Talenten aansprekenWe willen leerlingen uitnodigen dat groeipad naar meer liefde, dienstbaarheid en solidariteit te gaan. Daarbij dagen we hen uit om het beste in zichzelf naar boven te halen en al hun talenten, al hun mogelijkheden te ontplooien.Talenten zijn ons niet toevertrouwd om ze in de grond te stoppen, maar om er goede dingen mee te doen. Ignatius ziet talenten als “gaven die van boven neerdalen”. Ze zijn een weerspiegeling van de Schepper, “zoals de zonnestralen van de zon komen en het water uit de bron”.Leerkrachten wakkeren dus het verlangen aan bij leerlingen om het beste uit zichzelf te halen op intellectueel, artistiek, technisch, sociaal, religieus en sportief gebied. Een dergelijk persoonlijk authentiek verlangen is een grote bron van energie en creativiteit.Al in de eerste jezuïetencolleges worden leerlingen gestimuleerd om zich op alle gebieden zo goed mogelijk te ontwikkelen. Een sterk voorbeeld hiervan is het theater, waarbij vooral de beeldende en expressieve vaardigheden worden aangesproken. De traditie van toneel en podiumkunsten wordt in onze colleges nog altijd voortgezet.
3.3 ‘Met een groot en vrijgevig hart’
In de geest van grotere dienstbaarheid mogen leerlingen en leerkrachten niet berusten in middelmatigheid. Ignatius is ervan overtuigd dat, zolang het einddoel niet bereikt is, er nog altijd iets te doen valt. Er is steeds verbetering mogelijk. De weg die ‘magis’ uitstippelt, is dus veeleisend. Ignatius durft veel verwachten van wie de Geestelijke Oefeningen ingaat. Hij vraagt eraan te beginnen “met een groot en vrijgevig hart”. Achter Ignatius’ grote verwachtingen gaat het correcte psychologisch inzicht schuil dat je daarmee mensen meer motiveert dan door ze te onderschatten. Leerlingen gedragen zich naar het verwachtingspatroon dat de leerkracht uitstraalt. Als ze voelen dat een leerkracht veel verwacht, gaan ze vanzelf ook meer geven.
3.4 Valkuilen vermijden
Wanneer ‘magis’ echter losgekoppeld wordt van het oorspronkelijke perspectief van meer liefde en dienst- baarheid, dreigen we vast te lopen in een aantal valkuilen. Zonder dat perspectief verwordt ‘magis’ tot een karikatuur waarbij prestatie, wedijver, afgunst… in de hand gewerkt worden. Ignatius heeft nooit een puur individuele zelfontplooiing voor ogen. We ontplooien ons niet alleen voor onszelf. De gerealiseerde meerwaarde komt ten goede aan medemensen en samenleving.Verder houdt ‘magis’ geen vergelijking in met ‘anderen’, of met het ‘(klas)gemiddelde’. De eigen kwaliteiten van de leerlingen vormen de maatstaf die we hanteren. Dat vraagt om aandacht voor het persoonlijke groeiproces. ‘Cura personalis’ en ‘magis’ gaan dus samen en sluiten elkaar niet uit. Het authentieke ‘magis’ leidt evenmin tot onderlinge na-ijver en concurrentie. Wij moeten leerlingen aan- moedigen om met hun talenten andere leerlingen te helpen. We mogen leerlingen zeker niet aanmoedigen zich te verschansen in hun positie van de beste te zijn. ‘Magis’ mag ook geen aanleiding zijn tot overdreven ambities of constante ontevredenheid. We corrigeren te hoge verwachtingen van leerlingen en hun ouders en richten hen naar het voor hen meest aangepaste studietraject. Een laatste valkuil bestaat erin het ‘magis’ af te meten aan een standaardnorm, die vooral wordt bepaald door de studiecijfers. Leerlingen hoeven niet allemaal over dezelfde lat te springen. Differentiatie biedt leerlingen de mogelijkheid op eigen ritme en vanuit eigen sterktes te evolueren. Bovendien kan het ‘magis’ behalve in schoolse vaardigheden ook tot uiting komen in het sociale gedrag en andere niet-meetbare kwaliteiten.3.
3.5 ‘Ad maiorem Dei gloriam’
Het ‘meer’ is bij Ignatius gekoppeld aan een grotere dienstbaarheid en liefde tegenover de Schepper. Alle me- ditaties laat hij voorafgaan door hetzelfde voorbereidingsgebed: “Dat al mijn bedoelingen, daden en geestelijke werkzaamheden zuiver gericht mogen zijn op de dienst en de lof van God”.Er is dus sprake van ‘magis’ naarmate iemand minder zijn eigen belang centraal stelt, en meer zijn zelfont- plooiing en ambitie in het teken stelt van de dienstbaarheid aan God, de ander en de wereld. Dat is ook de ware geest van een frase die Ignatius vaak hanteerde en die sterk ingebed is in de ignatiaanse traditie – ‘ad maiorem Dei gloriam’, ‘voor de grotere eer en glorie van God’.