Beweging 9: En todo amar y servir
Alle voorgaande bewegingen zijn vruchteloos als er geen concrete keuzes ten goede uit voortvloeien: inkeer en inzet horen bij elkaar (9.1).
De zorg voor rechtvaardigheid en voor het milieu zijn in de laatste decennia urgent geworden binnen de jezuïetenorde (9.2).
Op onze colleges streven we ernaar dat leerlingen hart krijgen voor mondiale uitdagingen zoals armoedebestrijding en duurzaamheid op elk gebied. Ignatiaanse vorming houdt ‘mens-zijn voor anderen’ als ideaal voor ogen, waarbij we leerlingen uitnodigen ‘in alles lief te hebben en te dienen’ (9.3).
9.1 Inkeer en inzet
Bij Ignatius is er vaak sprake van een wisselwerking tussen ‘inkeer en inzet’. Wie het leven van Christus overweegt, voelt zich geroepen tot inzet voor de medemens en voor een meer rechtvaardige wereld. Wie zich daadwerkelijk inzet, heeft ook nood aan inkeer en diepgang. Beide bewegingen zijn nauw met elkaar verbonden. Om die reden stuurt Ignatius niet alleen medebroeders naar universiteiten en colleges, maar sticht hij ook een opvanghuis voor de arme mensen van Rome en een opvanghuis voor prostituees. In de Geestelijke Oefeningen gaat het om verantwoorde of liefdevolle daden. Er is geen sprake van ‘meerdere eer van God’ als het geloof zich niet uit in concrete daden van naastenliefde. Een abstract geloof is leeg en vruchteloos. Ignatius vraagt om steeds opnieuw in zichzelf te keren en het engagement te laten verdiepen door de overweging van Jezus’ leven. De overweging van het evangelie plaatst onze inzet in een breder perspectief van verlossing en hoop. Ze behoedt ons zowel voor blind activisme als voor ontmoediging. Inzet en beschouwing voeden en stimuleren elkaar.
9.2. Inzet voor rechtvaardigheid
In de laatste decennia is binnen de jezuïetenorde de klemtoon op inzet voor rechtvaardigheid alleen maar sterker geworden. Kantelmoment is de 32ste Algemene Congregatie in 1975 in Rome. Daarin wordt Ignatius’ bekommernis voor een daadwerkelijk geloof in duidelijke termen naar de hedendaagse context vertaald. Aan alle jezuïeten persoonlijk en aan alle instituties van de orde – inclusief de colleges – wordt gevraagd de inzet voor meer rechtvaardigheid in het hart van hun werkzaamheden te plaatsen:
“Het bevorderen van de rechtvaardigheid is voor ons niet slechts één werkterrein onder vele. Zij moet een streven zijn in heel ons leven, een dimensie van al onze apostolische ondernemingen. Zo mag ook de solidariteit met mensen die het moeilijk hebben en collectief onderdrukt worden, niet de zaak zijn van slechts enkele jezuïeten. Deze solidariteit moet ieders leven kenmerken, niet alleen ons persoonlijk leven, maar ook dat van onze communiteiten en zelfs van onze instituten”. Pater Arrupe s.j., één van de vorige algemene oversten, stelt dat de eerste prioriteit van de Orde de zorg voor de vluchtelingen wereldwijd dient te zijn. Dit mondt uit in de Jesuit Refugee Service. Alle latere belangrijke samenkomsten van de jezuïetenorde onderstrepen deze optie en scherpen ze zelfs aan. Daarbij is de zorg voor de wereld en het milieu de laatste decennia steeds urgenter geworden. In de 35ste Algemene Congregatie (2008) komt scherp tot uitdrukking dat deze wereld- en milieuzorg samengaat met de strijd voor meer sociale rechtvaardigheid:
“Vergiftigd water, verontreinigde lucht, ontbossing op grote schaal, opslag van atoom- en giftig afval zijn oorzaak van dood en onmetelijk lijden, met name voor de armen. Veel arme gemeenschappen zijn verjaagd en inheemse volken hebben er het meest van te lijden”. De wereldwijde verloedering of soms grofweg vernietiging van het milieu treft de mens in zijn relatie met de medemens en met God, zijn Schepper. De schepping is een kostbaar geschenk dat we zorgvuldig moeten koesteren en cultiveren. We hebben een enorme verantwoordelijkheid tegenover onze kinderen en latere generaties.
9.3 Mens zijn voor anderen
Vanuit de bovenstaande visie bevelen we onze scholen aan om dit bewustzijn – deze ‘sense of urgency’ – levendig te houden en te versterken.
Op school zal gerechtigheid en ecologisch bewustzijn in talrijke lesonderwerpen aan bod komen. Aan elke vakleerkracht wordt gevraagd de reflectie over rechtvaardigheid en behoud van het milieu in het lesprogramma op te nemen. In elk vakgebied kunnen we ertoe bijdragen de wereld menselijker te maken. ‘Humaniora’ betekent niet voor niets ‘meer mens worden’. Essentieel is dat de leerlingen uitgenodigd worden zich in te zetten voor kleinere of grotere projecten rond rechtvaardigheid en milieu. Hierin kadert het sociaal project op onze jezuïetencolleges: alle leerlingen besteden in de loop van hun schoolloopbaan tijd aan sociaal werk en houden daarvan een reflectieverslag bij. In de loop van het project valt het op hoezeer sommige leerlingen zich juist door deze actieve inzet vragen beginnen stellen rond zingeving en geloof. Leerlingen worden zo niet alleen gevoelig voor gerechtigheid en milieu, maar worden zelf ook ‘agents of change’, naar een uitdrukking van Pedro Arrupes.j.: mannen en vrouwen die hun verantwoordelijkheid opnemen om onrechtvaardigheid de wereld uit te helpen. Uiteindelijk willen we onze leerlingen aanzetten tot een levenshouding die samengevat kan worden in een motto van Ignatius: ‘In alles lief te hebben en te dienen’, ‘En todo amar y servir’. Wij willen naar best vermogen deze twee duidelijke opties –het bevorderen van rechtvaardigheid en de zorg voor milieu–helpen verwerkelijken. Het zijn niet louter aspecten van de ignatiaanse pedagogie onder vele andere, maar veeleer beslissende criteria waaraan al onze werkzaamheden getoetst worden. Onze school zal zo motor zijn van verandering ten goede in onze samenleving.