Korte historiek van het Gentse jezuïetencollege

De eerste vestiging in Gent

De jezuïetenorde kwam pas na de val van het calvinistische regime op verzoek van het stadsbestuur naar Gent. De teruggekeerde katholieke schepenen hoopten met de hulp van de jezuïeten het vroegere geloof en de sociale stabiliteit in de stad te herstellen. In de zomer van 1591 richtten de jezuïeten het Hof van der Veere in als hun residentie. Dit pand stond op de hoek van de Voldersstraat en de Korte Meer en was voordien de riante woning van Jan van Hembyse. Het jaar daarop verwierven ze met financiële steun van de stad het aanpalende Sersandershof om in die gebouwen een college te starten. Het is het vroegste voorbeeld in Gent van een school die geheel kosteloos onderwijs verstrekte.

De paters wisten de nodige fondsen bijeen te brengen voor een gigantisch bouwprogramma in het blok tussen de Korte Meer, de Universiteitsstraat en de Voldersstraat.

In 1606 begon de bouw van de gotische Sint-Lievenskerk naar de plannen van lekenbroeder Hendrik Hoeymaecker. Deze kerk werd in 1801 gesloopt en vervangen door de aula van de universiteit.

Tussen 1623 en 1633 kwam er een nieuw patersverblijf met haaks daarop een eerste bescheiden college. In de lijn van de traditie werden de college- en residentiegebouwen in een eerder burgerlijke, functionele stijl uitgevoerd. Enkel de decoratieve details als portalen, vensteromlijstingen, balkconsoles, gewelfkappen enz. zijn van renaissancistische- en vroegbarokke stijlkenmerken voorzien. De patersvleugel is sinds 1817 door architect Lodewijk Roelandt geïntegreerd in het neoclassicistische complex van de faculteit der rechtsgeleerdheid van de universiteit.

De kroon op het werk was het bouwen van een volledig nieuw college in de jaren 1658-1665, het zogenaamde gymnasium. Daar werd in 1892-1893 een stedelijke betalende meisjesschool, het latere Emile Brauninstituut, ondergebracht. In 1999 kocht de Gentse universiteit deze school aan om er na de renovatie kantoorruimten te creëren voor de rechtenfaculteit.

Opheffing van de jezuïetenorde

Na een glansrijke periode van opkomst en bloei kende de jezuïetenorde vanaf het laatste kwart van de 17de eeuw en verder tijdens de 18de eeuw een achteruitgang, die vooral te wijten was aan de religieuze spanningen.  Het kwam zelfs zover dat paus Clemens XIV in 1773 de Sociëteit van Jezus ophief waarbij de jezuïetenorde over de hele wereld werd afgeschaft. Op 20 september van dat jaar sloot het college in de Voldersstraat de deuren en verdwenen de jezuïeten een tijdlang uit de geschiedenis van Gent.

De Sociëteit van Jezus was in 1773 wel opgeheven, maar niet geheel vernietigd.

In Rusland en Pruisen verboden tsarina Katharina II en Frederik II de breve van paus Clemens XIV af te kondigen. Daar bleven de jezuïeten als religieuze orde georganiseerd en mochten ze ook novicen aanvaarden.

In onze gewesten werden er pogingen ondernomen om de orde weer op te richten.

De paters in de Posteernestraat

In 1823 ontstond in Gent het eerste huis van de herstelde orde in ons land.

Enkele paters vestigden zich in het refugium van de Bernardinessenabdij van Oost-Eeklo, gelegen aan de Bestormstraat, de huidige Posteernestraat, langs de ondertussen gedempte stadsgracht (Oude Houtlei). Kanunnik Triest stelde het gebouw ter beschikking van enkele jezuïeten die zich moesten verbergen voor de Hollandse overheid. In 1832 slaagden de jezuïeten erin geheel de abdij in gebruik te nemen. Kanunnik Triest liet het beheer verder aan de paters over. In 1843 werd de kerk van de oorspronkelijke abdij vervangen door een grotere kerk.

In 1956 sloot de jezuïetenresidentie in de Posteernestraat. De Sint-Lucasschool nam de gebouwen in, verdeelde de kerk in verschillende niveaus om er leslokalen te kunnen in onderbrengen en bouwde later een nieuwe vleugel bij.

(beide afbeeldingen uit de Serie 1-postkaartenreeks van Albert Sugg- Serie 1 nr. 146 O.L.V.-van-Vlaanderen-kerk + Residentie van de paters jezuïeten te Gent en Serie 1 nr. 239 Residentie van de paters Jezuïeten (Oost-Eeklo)

Van Sint-Barbaraklooster tot Sint-Barbaracollege

Terwijl de paters in de Posteernestraat zich bezighielden met zielszorg zetten de jezuïeten vanaf 1833 hun onderwijskundige traditie verder in de Savaanstraat, in 15de-eeuwse kloostergebouwen van zusters Augustinessen. Het oorspronkelijke klooster was in 1806 eigendom geworden van de bisschop van Gent. Na de val van Napoleon in 1814 werd er het bisschoppelijk Sint-Barbaracollege gesticht. Dit college floreerde maar werd in 1819 onder het Hollandse bewind opgeheven. In 1830 besliste bisschop Vandevelde de school in handen te geven van de jezuïeten, die na een lange ballingschap uit Zwitserland waren teruggekeerd.

De paters jezuïeten begonnen in oktober 1833 een school voor externen, met in het eerste schooljaar een zestigtal leerlingen. Volgens de constituties van de orde moesten de paters kosteloos onderwijs aanbieden.

De bisschop hielp hen dit financiële probleem op te lossen door een aanzienlijke som geld te schenken en eigenaar te blijven van de gebouwen.

Hierbij stond het bisdom in voor de onderhoudskosten en voor de belastingen. Dat bleef zo tot in 1887, het jaar waarin de jezuïeten het domein aankochten.

Toen de jezuïeten het complex uit de 15de eeuw in gebruik kregen, waren de gebouwen dringend aan vervanging toe. Zij slaagden erin om in verschillende bouwcampagnes het oude klooster van de Augustinessen om te vormen tot een moderne school.

In 1854-1858 werd de te kleine kapel vervangen door een echte kerk, die er vandaag nog staat. Daartoe werd het vroegere Jeruzalemstraatje zelfs overbouwd.  Een nieuwe straat kwam er verderop en werd bij die gelegenheid omgedoopt tot Sint-Barbarastraat. De jezuïetenkerk is één van de uitzonderlijke neobarokke gebouwen in Gent.

Gebouwencomplex

De huidige collegegebouwen dateren uit verschillende periodes. Het oudste gebouw – de vroegere patersvleugel aan de Savaanstraat – werd opgericht in 1837 (toen met slechts 1 verdieping boven het gelijkvloers). De grote klassenvleugel aan de Ketelvest (met o.a. een turnzaal) dateert van 1952. De leerlingenrefter en het klassenblok erboven, en het aanpalend gedeelte aan de Savaanstraat werden opgericht einde jaren ‘60 van de vorige eeuw. In 1989 werden het klassengedeelte aan de Ketelvest (naast de kerk) en de grote turnzaal (parallel met de kerk) gebouwd; in de kelderverdieping werd ruimte voorzien voor de uitgebreide leerlingenbibliotheek.

In 2003 verliet de paterscommuniteit het Sint-Barbaracollege. De verdiepingen die bestemd waren voor de paters werden in 2006 grondig verbouwd, en er kwam een nieuwe dakconstructie waardoor de vroegere zolder een volwaardige derde verdieping werd voor schoolfuncties.

In 2011 startte een groot bouwproject, zowel op de site van de basisschool als op de site van de vroegere parkeergarage. Dat leverde veertien nieuwe klaslokalen op (voornamelijk op de bovenspeelplaats) en een grote turnzaal onder die bovenspeelplaats. Het oude gebouw aan de Savaanstraat werd binnenin eveneens grondig vernieuwd. Op de vroegere garagesite kwamen een grote sporthal voor de humaniora, een cultuurzaal (capaciteit driehonderd plaatsen), vier kleuterklassen en een fietsenstalling.

In de zomermaanden van 2019 ondergaan de wetenschapsklassen van de humaniora een grondige renovatie. Ook voor de Sint-Barbarakerk staan in de komende jaren een grondige renovatie en herinrichting op de planning, zodat dit prachtige gebouw opnieuw in al zijn glorie gebruikt kan worden door leerkrachten en leerlingen.